Plenair Martens bij behandeling Begroting Defensie 2024



Verslag van de vergadering van 14 mei 2024 (2023/2024 nr. 31)

Status: ongecorrigeerd

Aanvang: 17.02 uur

Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Martens i (GroenLinks-PvdA):

Voorzitter, dank u wel. Allereerst mijn felicitaties aan collega Goossen van de BBB-fractie voor zijn heldere maidenspeech.

Voorzitter. Na 79 jaar vrede spreken we hier over herbewapening. Dat is best bijzonder. Als er één jaar is waarin er voor de Eerste Kamer wat te bespreken valt op het terrein van Defensie, dan is dat wat ons betreft dit jaar. Een begrotingsdebat met een demissionair kabinet kent zijn beperkingen. Daarom wil ik dit debat vooral gebruiken om onze hoofdlijnen op strategisch niveau voor deze periode te schetsen. Ik dank de bewindspersonen voor de beantwoording van de schriftelijke vragen die nauwer ingaan op de begroting.

Voordat ik dat doe, eerst het volgende. Het is op zich opmerkelijk dat een begroting nog in de vijfde maand van het jaar moet worden goedgekeurd. Volgens mij komt dat door de verkiezingen. Ik begrijp dat de bewindspersonen verder kunnen op basis van de begroting voor 2023, maar toch stel ik de vraag: hindert dit u in uw werk?

Voor mij is dit het eerste Defensiedebat, maar ik sta hier in het volle besef van de urgentie. Ik spreek veel mensen met een groot hart voor Defensie en met een groot besef van de urgentie van het feit dat er een grote oorlog woedt die ongevraagd en ongewild steeds meer de onze wordt. Vitale Europese veiligheidsbelangen staan op het spel en een Europees volk dat streeft naar zelfbeschikking, ontwikkeling en democratie betaalt met vele mensenlevens voor iets wat wij als vanzelfsprekend zijn gaan beschouwen, namelijk vrijheid.

Diplomatieke oplossingen en het internationaal recht zijn voor verenigd links altijd voorliggend. Ze hebben vanzelfsprekend niet alleen een positieve waarde in zichzelf, maar het is ook altijd in het Nederlands en Europees belang geweest, met onze grote open economieën en waardeketens over de hele wereld, om het zo te doen. Denk aan de kwetsbaarheid die ook bleek op de Rode Zee.

Nog fundamenteler is dat we niet het zicht moeten verliezen op de echte grondoorzaken van internationaal conflict, zoals onrechtvaardige machtsverhoudingen, economische uitbuiting, nationalistisch en religieus extremisme dat zijn relevantie haalt uit elkaar bestrijden, en dictaturen met hun eeuwige behoefte aan externe vijanden, zoals Rusland laat zien. Ook de klimaatcrisis heeft zich al toegevoegd aan dit rijtje, als er conflicten ontstaan om schaarse grondstoffen. De uitgave van een euro aan Ontwikkelingssamenwerking voor klimaatbeleid zal zodoende een veelvoud van euro's aan Defensie-uitgaven onnodig kunnen maken.

Onze visie op internationaal recht en de oorzaken van conflicten gaat hand in hand met het op orde hebben van defensiecapaciteiten. Die zijn niet alleen relevant voor het verdedigen van het eigen grondgebied en onze eigen belangen, maar evenzogoed voor vredesmissies in multinationaal verband, om de internationale rechtsorde te handhaven.

Een vraag die daaraan raakt. De premier heeft een uitspraak gedaan dat een aanval op Rafah in de Gazastrook gezien de extreme humanitaire consequenties daarvan een gamechanger zou zijn. Wat is de status van die uitspraak, nu die situatie aan de hand is? Heeft dat als gevolg dat samenwerkingen gestopt worden? Wat betekent dit voor het door de SP genoemde statusverdrag, waarover mijn fractie ook vragen heeft gesteld?

Het allerbelangrijkste op dit moment is dat wij rotsvast moeten staan voor de steun aan Oekraïne en ook helder moeten zijn over de doelstelling daarvan. Oekraïne moet deze oorlog winnen. Pleidooien voor onderhandeling en dergelijke zijn volkomen misplaatst en negatief wat ons betreft. Rusland ziet een wapenstilstand nu als een herbewapeningspauze. De les van de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog is dat agressie nooit beloond mag worden met grondgebied.

Onze conclusie daarover is dat het in Nederlands en Europees eigenbelang is om Oekraïne te steunen, zolang als dat nodig is. Ik prijs ook het demissionaire kabinet hoog voor zijn houding hierin. Ik denk dat die heel erg belangrijk is geweest voor de ontwikkelingen in Europa. Het is ook van cruciaal belang dat dit wordt doorgezet over de verkiezingen heen. Ook grote waardering voor alle mannen en vrouwen in uniform die hierbij betrokken zijn. Belangrijk is dat wij de financiële kant van de steun aan Oekraïne meerjarig vastleggen tot de oorlog voorbij is. Ik ben benieuwd hoe de bewindspersonen daarnaar kijken.

Ik heb nog een tweede vraag daarover: wat doet het kabinet concreet om wapensystemen zoals Patriots en langeafstandsraketten te kopen buiten Europa? Er zijn signalen dat bijvoorbeeld Japan — maar dat is slechts een voorbeeld — Patriots heeft en bereid zou zijn daarvan afstand te doen.

Ik ga verder naar twee volgende punten: Europese samenwerking en opschaling in geval van dreiging. Als het gaat om samenwerking is onze omgeving behoorlijk in beweging. Mijn fractie juicht om te beginnen alle initiatieven toe die in deze richting gaan. Voor ons blijft dit de komende jaren een enorm belangrijk thema waar we aandacht aan geven. Onze indruk van de inzet van de bewindspersonen op dit vlak is positief. Deze lijn moeten we voortzetten, ook over verkiezingen heen. Vooropstaat dat de NAVO de basis blijft. Tegelijkertijd maakt de huidige situatie duidelijk dat Europa op eigen benen moet kunnen staan. We moeten er ook niet omheen draaien dat er duidelijke signalen komen vanuit de Verenigde Staten waaruit je kan concluderen dat we onze autonomie moeten vergroten. Bovendien is het in onze ogen ook zo dat een bondgenootschap geen eenzijdige afhankelijkheidsrelatie zou moeten zijn.

Ik noemde al dat de omgeving enorm in beweging is. Om dat kort te schetsen: de Franse president Macron herhaalde in zijn recente Sorbonnelezing helder dat een Oekraïense nederlaag onacceptabel is uit het oogpunt van Europese veiligheidsbelangen. Hij geeft heldere signalen af dat de dreiging hiervan kan leiden tot het inzetten van Franse troepen. Dat zijn hele significante uitspraken. Bovendien maken Duitsland en Frankrijk concrete afspraken over het gezamenlijk produceren van de opvolger van de Leopardtank en de Franse Leclerctank, het MGCS. Verder bestaat in Brussel de verwachting dat er een Defensiecommissaris komt. Dat lijkt niet onwaarschijnlijk, met de recente voorgeschiedenis van het Strategisch Kompas van Borrell. Macron sprak verder over de gezamenlijke Europese financiering van militaire aankopen en over een gezamenlijk Europees raketsysteem. Dit allemaal als illustratie.

Wij denken dat de discussie steeds verder deze kant op zal en moet gaan: het echt integreren van militaire aangelegenheden als intensivering van heel goed samenwerken. Wij denken dat het goed is als Nederland daar maximaal een koprol in speelt en zich ook maximaal voorbereidt op die toekomst. Verdergaande Europese integratie op militair terrein zien wij als een onvermijdelijkheid. De Oekraïneoorlog leert ook dat Europa een veelvoud uitgaf aan defensie ten opzichte van Rusland aan de vooravond van de oorlog. Maar dit vertaalt zich niet in de situatie dat Europa Oekraïne zo met wapenleveranties kan bijstaan dat deze oorlog voorbij is. Er zit schijnbaar een fundamenteel efficiencylek in het onderhouden van 27 legers. Terwijl het Amerikaanse leger 30 grote wapensystemen gebruikt, hebben de krijgsmachten van de EU er ongeveer 180. Laten we wel wezen: als Rusland 27 losse legers had gehad, waren we daar erg gelukkig mee geweest, denk ik.

Dan maak ik meteen de nuance dat er al een wereld aan samenwerking is, die wij enorm toejuichen. Wellicht kan je reeds zeggen dat Nederland vooroploopt met het Duits-Nederlandse korps, de integratie met de Belgische marine en de geplande deelname aan de EU Battlegroup. Tegelijkertijd is heel goed samenwerken met 27 toch ook weer wezenlijk anders dan namens 27 iets echt sámen doen. Ik noem daar twee voorbeelden van: inkoop en concurrentie. De vraag naar militair materieel is groot binnen Europa. Het aantal aanbieders is beperkt. Ondanks recente Europese initiatieven tot coördinatie lijkt het behoorlijk prijsopdrijvend te werken als 27 landen ook nog voor zichzelf de markt op gaan voor militaire goederen. Coördinatie daarvan, zoals wij de voorstellen begrijpen, lijkt dan toch wezenlijk zwakker dan dat bijvoorbeeld een centrale instantie met een grote portemonnee namens Europese landen de markt op gaat. Hoe ziet de staatssecretaris dat? Kan het wat opleveren om een stap verder te gaan, om dat te bepleiten in Brussel en om een centrale organisatie te creëren met een Europese portemonnee? Ik zeg het huiselijk, maar u begrijpt wat ik bedoel.

Belemmeringen voor steeds intensievere samenwerking moeten dan ook worden weggenomen. Landen die te makkelijk naar staatssteun grijpen — iemand sneed dat al aan, maar ik ben even kwijt wie dat was — om de eigen industrie te stutten, zitten op de verkeerde weg. Dan plaats je economie boven veiligheid. Tegelijkertijd zijn economie en veiligheid nauw verbonden. Op dit moment gaat een zeer fors percentage — 70% dacht ik — van de Europese defensie-uitgaven de oceaan over, omdat wij primair inkopen bij de Amerikanen. Ik kan er heel kort over zijn: dat is op de korte termijn nu eenmaal wat het is, maar op de lange termijn willen wij dat de Europese industrie er een hoofdrol in speelt en ook profiteert van tientallen miljarden aan extra defensie-uitgaven per jaar. Tegelijkertijd is het wenselijk om strategische autonomie na te streven en de basis van wat wij nodig hebben op het eigen continent te produceren. Een Europees industriebeleid voor militaire industrie is dan noodzakelijk. Ik heb een vraag daarover aan de bewindspersonen. Zijn zij van oordeel dat dit voldoende in voorbereiding is in recente Europese voorstellen, zoals EDIP?

Ik doe met deze uitspraken tot nu toe een bescheiden poging om op strategisch niveau vooruit te kijken. Mag ik de bewindspersonen uitnodigen om dit ook een beetje te doen in dit debat, dat een beetje het karakter heeft van een beleidsdebat, en in te gaan op verdergaand integreren van militaire capaciteiten? Op welke vlakken zijn nog verdergaande samenwerking en integratie het eerst aan de orde? Hebben wij over een spreekwoordelijke 100 jaar nog 27 zelfstandige legers in Europa?

Dan kom ik op een ander punt: sancties richting Rusland. Analisten zoals Robin Brooks van het Brookings Institution wijzen er veelvuldig op dat het vanuit exportstatistieken, openbare statistieken, zonneklaar is dat Europese bedrijven exportbeperkingen, sancties dus, voor militaire goederen en zaken die daaraan raken richting Rusland omzeilen via landen als Kirgizië en andere landen in Centraal-Azië. Naar de mening van de GroenLinks-Partij van de Arbeidfractie is dat echt een grove schande en ondermijnend voor de Europese veiligheid. Over ons eigen land was er het bericht in de media dat Russische schepen bunkeren bij Vlissingen, wat een ontduiking is van sancties. Is dit opgelost? Blijkbaar is het Europese sanctie-instrumentarium niet effectief. Dus ik vraag de minister: is dat een gerechtvaardigde conclusie? Wat kan het kabinet of het toekomstige kabinet in Europa hier nog in betekenen? Kan het hier stellen dat er vanuit Nederland geen gesanctioneerde goederen, zoals militair nuttige halffabrikaten en dergelijke, via deze omweg naar Rusland geëxporteerd worden? Hoe pakt de minister de Tweede Kamermotie-Piri van 14 april op, die hierover gaat?

Dan ga ik over naar mijn laatste punt, opschalen. Minister Ollongren heeft de volgende uitspraak gedaan: als Europa er alleen voor komt te staan, zonder de Verenigde Staten, dan moeten de defensie-uitgaven naar 4%. Ik herken natuurlijk ook wel het retorisch gehalte van zo'n uitspraak en de bedoeling daarvan, wat in mijn ogen volkomen terecht is, maar tegelijkertijd is het domweg echt mogelijk dat Europa zo rond januari 2026 alleen komt te staan in het afweren van Russische agressie in Oekraïne. Hoe is Defensie concreet voorbereid op deze situatie? Is er sprake van scenariostudies hiervoor? In de begroting zie ik vooral forse investeringen in materieel. Heel belangrijk, maar dat is ook voor de lange termijn relevant; de fregatten waarover het recent is gegaan, zijn er geloof ik in 2040, ter illustratie. Maar de Russische agressie in Oekraïne is nu. Het zijn dus twee vraagstukken in een: wat doe je op de korte termijn en wat doe je op de lange termijn?

Op die korte termijn kan een verandering van de opstelling van grote bondgenoten of een escalatie van de oorlog om groots opschalen vragen. Defensie zal zich dan meer moeten richten op de buitenwereld, waar zij natuurlijk deel van uitmaakt, om oplossingen op de korte termijn te bereiken. Ik geef er een voorbeeld van. Opleidingscentra van Defensie hebben een tekort aan docenten en instructeurs en aan ruimte om alle opleidingen te verzorgen. Ik zou dan zeggen: laat Defensie alleen die opleidingen verzorgen die niemand anders kan verzorgen. Het leeuwendeel van de opleidingen kan echter ook door externe partijen worden verzorgd. Dat geldt voor alle opleidingen, van manschappen tot en met officieren. Laat dus nieuwe medewerkers opleidingen volgen aan mbo, hbo en universiteit. Met deze eerder verworven competenties melden die medewerkers zich dan bij de militaire opleidingsinstituten om de typische militaire kennis en vaardigheden aangereikt te krijgen. Dat heeft natuurlijk ook als voordeel dat medewerkers een breder netwerk hebben buiten de organisatie. Dat is een kracht die voortkomt uit diversiteit.

Afrondend. Wij moeten terugkijkend ruiterlijk erkennen dat het innen van het zogenaamde vredesdividend te ver is doorgevoerd. Onder de 2%-norm, die we geloof ik na de Voorjaarsnota wel of niet halen — ik hoorde daar net iets anders over, maar misschien vergis ik mij daarin — hebben we in ieder geval onze handtekening gezet in Vilnius en daar moeten wij voor staan.

Voorzitter. Hiermee ben ik gekomen aan het einde van mijn bijdrage.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Martens. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Van Bijsterveld namens JA21.