E210008
Laatste revisie: 12-05-2022

E210008 - Gezamenlijke Mededeling: Stand van de politieke, economische en handelsbetrekkingen tussen de EU en Turkije



In december 2020 vroeg de Europese Raad de Hoge Vertegenwoordiger en de Europese Commissie een verslag in te dienen over de stand van de politieke, economische en handelsbetrekkingen tussen de EU en Turkije. De Gezamenlijke Mededeling beantwoordt aan dit verzoek.


Stand van zaken

Behandelfase Eerste Kamer: behandeling in commissie Eerste Kamer.

nationaal

Op 10 mei 2022 namen de commissies het verslag van een nader schriftelijk overleg voor kennisgeving aan.

Europees

Op 24 en 25 juni 2021 sprak de Europese Raad (21.501-20, BX) opnieuw over de relatie EU-Turkije, zoals afgesproken tijdens de bijeenkomst in maart 2021. De Europese Raad herhaalde dat indien Turkije zich constructief blijft opstellen, de EU bereid is om op een gefaseerde, proportionele en omkeerbare wijze de samenwerking met Turkije op een aantal gebieden te intensiveren. De Europese Raad constateerde dat een begin was gemaakt met het werk aan een mandaat voor modernisering van de douane-unie en dat de voorbereidingen zijn begonnen voor dialogen met Turkije over onderwerpen van gemeenschappelijk belang (migratie, gezondheid, klimaat en terrorismebestrijding). Verder concludeerde de Europese Raad dat de rechtsstaat en de mensenrechten in Turkije een punt van zorg blijven. Daarnaast riep de Europese Raad de Europese Commissie op snel formele voorstellen te doen voor de toekomstige financiering van de opvang van Syrische vluchtelingen in Turkije, Jordanië, Libanon en de regio. Wat betreft de Cyprus-kwestie herhaalde de Europese Raad de oproep tot een alomvattende oplossing op basis van bestaande Veiligheidsraadsresoluties.


Kerngegevens

volledige titel

Gezamenlijke Mededeling aan de Europese Raad: Stand van de politieke, economische en handelsbetrekkingen tussen de EU en Turkije

document Europese Commissie

JOIN(2021)8PDF-document, d.d. 20 maart 2021

commissies Eerste Kamer


Behandeling Eerste Kamer

Op 10 mei 2022 namen de commissies het verslag van een nader schriftelijk overleg voor kennisgeving aan.

Op 19 april 2022 stuurde de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, mede namens de minister van Buitenlandse Zaken, een antwoord op de brief van 14 maart 2022. Op 20 april 2022 werd het verslag van een nader schriftelijk overleg vastgesteld (EK, D).

Op 14 maart 2022 is de brief met nadere vragen verstuurd aan de minister van Buitenlandse Zaken.

Op 8 maart 2022 leverde de fractie van de PVV inbreng voor nader schriftelijk overleg.

Op 22 februari 2022 besloten de commissies om op 8 maart 2022 inbreng te leveren voor nader schriftelijk overleg.

Op 7 februari 2022 stuurde de minister van Buitenlandse Zaken een antwoord op de brief van 14 december 2021. Op 8 februari 2022 werd het verslag van een nader schriftelijk overleg vastgesteld (EK, C). De commissies bespraken dit op 22 februari 2022.

Op 13 januari 2022 liet de minister van Buitenlandse Zaken per brief weten de brief met vragen van 14 december 2021 niet binnen de afgesproken termijn te kunnen beantwoorden.

Op 14 december 2021 werd de brief met nadere vragen verstuurd aan de minister van Buitenlandse Zaken.

Op 7 december 2021 leverden de fracties van GroenLinks en D66 gezamenlijk inbreng voor nader schriftelijk overleg.

Op 23 november 2021 besloten de commissies op 7 december 2021 inbreng te leveren voor nader schriftelijk overleg.

Op 5 november 2021 stuurde de minister van Buitenlandse Zaken een antwoord op de nadere vragen en werd het het verslag van een nader schriftelijk overleg vastgesteld (EK, B).

Op 4 oktober 2021 is de brief met nadere vragen verstuurd aan de minister van Buitenlandse Zaken.

Op 28 september 2021 leverde de fractie van GroenLinks inbreng voor nader schriftelijk overleg. De fracties van D66 en PvdA hebben aangegeven zich bij de nadere vragen aan te sluiten.

Op 14 september 2021 besloten de commissies om op 28 september 2021 inbreng voor nader schriftelijk overleg te leveren.

Op 23 juli 2021 stuurde de minister van Buitenlandse Zaken een antwoord op de brief van 23 juni 2021. Op 2 augustus 2021 werd het verslag van een schriftelijk overleg (EK, A) vastgesteld.

Op 23 juni 2021 is de brief met vragen verzonden aan de minister van Buitenlandse Zaken.

Op 15 juni 2021 leverden de fracties van GroenLinks en D66 inbreng voor schriftelijk overleg.

Op 10 juni 2021 is de kabinetsappreciatie (21.501-02, CZ) aan de Kamer verzonden.

Op 25 mei 2021 besloten de commissies de kabinetsappreciatie af te wachten die wordt meegestuurd met de geannoteerde agenda van de Europese Raad van 24-25 juni 2021. In de daaropvolgende commissievergadering leveren de commissies inbreng voor schriftelijk overleg over het voorstel, zodat de regering deze vragen ontvangt voordat de minister-president deelneemt aan de Europese Raad.

Op 11 mei 2021 bespraken de commissies BDO en I&A/JBZ het voorstel. De commissies besloten de griffie te vragen ambtelijk na te gaan wanneer de door de Tweede Kamer verzochte kabinetsappreciatie beschikbaar is.

Tijdens de vergadering van de commissie EUZA van 20 april 2021 verzocht het lid Karimi (GroenLinks) de Gezamenlijke Mededeling bij een eerstvolgende vergadering in de verantwoordelijke Kamercommissie te agenderen.


Behandeling Tweede Kamer

De commissies EUZA en BuZa voerden op 16 juni 2021 een commissiedebat met de minister van Buitenlandse Zaken, onder meer over de geannoteerde agenda voor de Raad Algemene Zaken van 22 juni 2021. Tijdens het debat kwam de relatie EU-Turkije aan bod. Op 3 augustus 2021 werd het verslag vastgesteld (35.393, 44).

Op 10 juni 2021 stuurde de minister van BuZa de kabinetsappreciatie aan de Kamer als onderdeel van de geannoteerde agenda voor de Raad Algemene Zaken van 22 juni 2021 (21.501-02, 2356).

Op 19 april 2021 stuurde de commissie BuZa een brief aan de minister van BuZa met het verzoek de Kamer een kabinetsappreciatie te geven op het voorstel.


Standpunt Nederlandse regering

Op 10 juni 2021 stuurde de minister van Buitenlandse Zaken de kabinetsappreciatie over het voorstel aan de Kamer, als onderdeel van de geannoteerde agenda voor de Raad Algemene Zaken van 22 juni 2021 (21.501-02, CZ).

Het kabinet verwelkomt de Gezamenlijke Mededeling, omdat volgens het kabinet hierin op een allesomvattende en feitelijke wijze de grote zorgen die er bestaan over de EU-Turkije relatie worden uiteengezet. Het kabinet onderschrijft zorgen zoals ontwikkelingen in de Oostelijke Middellandse Zee, de rol van Turkije in de bredere regio (Syrië, Libië, Nagorno-Karabach) en de constatering dat Turkije zich in geringe mate aan het EU GBVB houdt.

Daarnaast maakt het kabinet zich zorgen over de verslechterde rechtsstaat- en mensenrechtensituatie in Turkije. Het kabinet zal ervoor pleiten dat de pre-toetredingssteun voor Turkije volledig wordt opgeschort, en zich ervoor inzetten dat steun aan mensenrechten-NGO's op peil blijft. Wat volgens het kabinet ontbreekt in de Gezamenlijke Mededeling is een verband tussen een positieve agenda EU-Turkije en de situatie ten aanzien van mensenrechten en de rechtsstaat in Turkije. Het kabinet zal in de Europese Raad benadrukken dat de dialoog over deze onderwerpen integraal onderdeel van de betrekkingen tussen de EU en Turkije moet blijven.

Verder vindt het kabinet het zorgelijk dat Turkije steeds vaker afwijkt van de verplichting om EU Gemeenschappelijke Belastingtarieven en regels voor import van derde landen te implementeren. Ook van deze discussie moeten volgens het kabinet mensenrechten en de rechtsstaat een onderdeel zijn. Het kabinet wil ingaan op de mogelijke benchmarks die gehanteerd kunnen worden op het gebied van rechtsstaat en handelsbetrekkingen met betrekking tot de douane-unie met Turkije.

Ten slotte onderstreept het kabinet het belang van de EU-Turkije Verklaring en waardeert het de grote inspanning die Turkije levert in de opvang van Syrische vluchtelingen. Het kabinet onderschrijft de conclusie van de Europese Commissie dat toekomstige financiering van de vluchtelingenfaciliteit in Turkije geen onderdeel is van het 'positieve spoor' in de relatie EU-Turkije. Het kabinet zal tijdens de Europese Raad aandringen op tijdige besluitvorming over de financiering.


Samenvatting voorstel Europese Commissie

Op 20 maart 2021 publiceerden de Hoge vertegenwoordiger van de Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid en de Europese Commissie een Gezamenlijke Mededeling inzake de stand van de politieke, economische en handelsbetrekkingen tussen de EU en Turkije (JOIN(2021)8PDF-document).

De Europese Raad heeft de Hoge Vertegenwoordiger en de Commissie gevraagd een verslag in te dienen over de stand van de politieke, economische en handelsbetrekkingen tussen de EU en Turkije. Dit verslag moest ook gaan over instrumenten en mogelijke verdere stappen, waaronder een uitbreiding van het toepassingsgebied van het besluit van de Raad van 11 november 2019 (besluit 2019/1894). De op 20 maart 2021 gepubliceerde Gezamenlijke Mededeling beantwoordt aan dit verzoek. Dit verslag komt niet in de plaats van, en loopt ook niet vooruit op, het volgende uitbreidingspakket van de Commissie, dat onder meer het landverslag over Turkije omvat.


Behandeling Raad

Op 24 en 25 juni 2021 sprak de Europese Raad (21.501-20, BX) opnieuw over de relatie EU-Turkije, zoals afgesproken tijdens de bijeenkomst in maart 2021. De Europese Raad herhaalde dat indien Turkije zich constructief blijft opstellen, de EU bereid is om op een gefaseerde, proportionele en omkeerbare wijze de samenwerking met Turkije op een aantal gebieden te intensiveren. De Europese Raad constateerde dat een begin was gemaakt met het werk aan een mandaat voor modernisering van de douane-unie en dat de voorbereidingen zijn begonnen voor dialogen met Turkije over onderwerpen van gemeenschappelijk belang (migratie, gezondheid, klimaat en terrorismebestrijding). Verder concludeerde de Europese Raad dat de rechtsstaat en de mensenrechten in Turkije een punt van zorg blijven. Daarnaast riep de Europese Raad de Europese Commissie op snel formele voorstellen te doen voor de toekomstige financiering van de opvang van Syrische vluchtelingen in Turkije, Jordanië, Libanon en de regio. Wat betreft de Cyprus-kwestie herhaalde de Europese Raad de oproep tot een alomvattende oplossing op basis van bestaande Veiligheidsraadsresoluties.

Ter voorbereiding op de Europese Raad van 24 en 25 juni 2021 spraken de ministers in de Raad Buitenlandse Zaken van 21 juni 2021 (21.501-02, 2376) en de Raad Algemene Zaken van 22 juni 2021 (21.501-02, DD) over de relatie EU-Turkije.

Op 6 april 2021 brachten de Voorzitters van de Europese Raad en de Europese Commissie een bezoek aan de Turkse president. Zij spraken onder meer over de economische relaties, migratie en interpersoonlijke contacten en mobiliteit.

Tijdens de Europese Raad en Eurotop van 25 maart 2021 (21.501-20, BR) kwam de Europese Raad terug op de EU-Turkije-relatie, zoals afgesproken tijdens de bijeenkomst in december 2020. De Europese Raad concludeerde dat, mits de-escalatie wordt voortgezet en Turkije zich constructief opstelt, de EU bereid is om de samenwerking met Turkije op een aantal gebieden te intensiveren. Tijdens de Europese Raad in juni 2021 worden hierover verdere besluiten genomen.

Tijdens de Europese Raad en Eurotop van 10 en 11 december 2020 (21.501-20, BN) vroeg de Europese Raad de Hoge Vertegenwoordiger en de Europese Commissie om een rapport op te stellen over de stand van de EU-Turkije-relatie op politiek, economisch en handelsvlak. De Europese Raad vroeg om in het rapport de instrumenten die de EU tot haar beschikking heeft te inventariseren en opties te presenteren over de weg voorwaarts, waaronder de mogelijkheden voor uitbreiding van de reikwijdte van het sanctieregime.

In de databank EUR-Lex wordt de laatste stand van zaken in de Europese behandeling van het voorstel weergegeven.


Behandeling Europees Parlement

Op 7 oktober 2021 nam het Europees Parlement plenair een resolutiePDF-document aan over het verslag over de uitvoering van de EU-trustfondsen en de faciliteit voor vluchtelingen in Turkije.

Op 23 juli 2021 publiceerden de commissies voor buitenlandse zaken (AFET), ontwikkelingssamenwerking (DEVE) en begroting (BUDG) het verslagPDF-document over het verslag over de uitvoering van de EU-trustfondsen en de faciliteit voor vluchtelingen in Turkije.

Op 26 april 2021 besprak het Europees Parlement in een plenair debat de relatie EU-Turkije en het bezoek van 9 april 2021 van de Voorzitters van de Europese Raad en de Europese Commissie aan de Turkse president.

Op 7 april 2021 publiceerden de commissies voor buitenlandse zaken (AFET), ontwikkelingssamenwerking (DEVE) en begroting (BUDG) het ontwerpverslagPDF-document over het verslag over de uitvoering van de EU-trustfondsen en de faciliteit voor vluchtelingen in Turkije.

In maart 2021 publiceerde het beleidsdepartement begrotingszaken van het Europees Parlement op verzoek van de commissie Begroting (BUDG) een verslagPDF-document over de uitvoering van de EU-trustfondsen en de faciliteit voor vluchtingen in Turkije.

De commissie voor Buitenlandse zaken (AFET) van het Europees Parlement behandelt het voorstel. De commissies voor Internationale handel (INTA), Economische en monetaire zaken (ECON) en Burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (LIBE) zijn aangesteld als adviescommissies.


Standpunten andere lidstaten (IPEX)

Op 10 juni 2021 stuurde de Tsjechische Senaat een resolutiePDF-document betreffende het voorstel aan de Europese Commissie in het kader van de politieke dialoog.

In de databank IPEX wordt de behandeling van het voorstel in de diverse (kandidaat) lidstaatparlementen weergegeven.


Alle bronnen