E220013
Laatste revisie: 05-06-2023

E220013 - Voorstel voor een Richtlijn inzake passende zorgvuldigheid in het bedrijfsleven op het gebied van duurzaamheid



Dit voorstel van de Europese Commissie heeft als doel ondernemingen te stimuleren bij te dragen aan de eerbiediging van mensenrechten en milieu in hun eigen activiteiten en via hun waardeketens.


Stand van zaken

Behandelfase Eerste Kamer: behandeling in commissie Eerste Kamer.

nationaal

Op 7 maart 2023 besloot de commissie de beantwoording van de minister voor kennisgeving aan te nemen.

Europees

Op 1 juni 2023 nam het Europees Parlement in plenaire zitting amendementenPDF-document aan op het voorstel.


Kerngegevens

volledige titel

Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake passende zorgvuldigheid in het bedrijfsleven op het gebied van duurzaamheid en tot wijziging van Richtlijn (EU) 2019/1937

document Europese Commissie

COM(2022)71PDF-document, d.d. 23 februari 2022

rechtsgrondslag

Artikel 50 en 114 VWEU

commissie Eerste Kamer


Behandeling Eerste Kamer

Op 7 maart 2023 besloot de commissie de beantwoording van de minister voor kennisgeving aan te nemen.

Op 14 februari 2023 stuurde de minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking een antwoord op de brief met vragen van 6 december 2022. Op dezelfde datum werd het verslag nader schriftelijk overleg vastgesteld (EK, C).

Op 6 december 2022 is de brief met nadere vragen verstuurd naar de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

Op 29 november 2022 leverden de fracties van D66 en GroenLinks gezamenlijk en de fractie van de VVD inbreng voor nader schriftelijk overleg.

Op 8 november 2022 besprak de commissie het verslag van een schriftelijk overleg. Zij besloot om op 22 november 2022 inbreng te leveren voor nader schriftelijk overleg.

Op 21 oktober 2022 stuurde de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking een antwoord. Op 26 oktober 2022 werd het verslag van een schriftelijk overleg (EK, A) vastgesteld.

Op 24 juni 2022 is de brief met vragen verstuurd aan de minister van Buitenlandse Zaken.

Op 14 juni 2022 leverden de fracties van GroenLinks en D66 inbreng voor schriftelijk overleg.

Op 31 mei 2022 besloot de commissie het BNC-fiche over het voorstel te agenderen voor schriftelijke inbreng op 14 juni 2022.

Op 17 mei 2022 besloot de commissie het BNC-fiche over het voorstel voor kennisgeving aan te nemen.

Op 10 mei 2022 besloot de commissie het het BNC-fiche over het voorstel tijdens de volgende vergadering te bespreken.

Op 19 april 2022 besloot de commissie het BNC-fiche over het voorstel aan te houden, in afwachting van de interparlementaire commissievergadering van het Europees Parlement over dit onderwerp op 21 april 2022.

Op 12 april 2022 besloot de commissie het BNC-fiche op 19 april 2022 voor procedure te agenderen.


Behandeling Tweede Kamer

Op 8 maart 2023 brachten de rapporteurs een tweede tussentijds verslag uit op het EU-voorstel (26.485, 409).

Op 16 februari 2023 stemde de commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking in met de herziening van het mandaat van de rapporteurs.

Op 16 december 2022 informeerde de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking de Tweede Kamer over de uitkomst van de onderhandelingen (26.485, 405). Deze brief wordt betrokken bij het commissiedebat op 7 maart 2023 over de informele Raad Buitenlandse Zaken Handel.

Op 1 december 2022 gingen de rapporteurs in gesprek met de Permanente Vertegenwoordiger van Nederland bij de OESO.

De commissie Economische Zaken en Klimaat stelde op 29 november 2022 naar aanleiding van de geannoteerde agenda voor de Raad Concurrentievermogen op 1 en 2 december 2022 vragen over onder andere het richtlijnvoorstel passende zorgvuldigheid in het bedrijfsleven. Op 30 november 2022 stuurde de minister van Economische Zaken en Klimaat een antwoord en op 5 december 2022 werd het verslag van een schriftelijk overleg vastgesteld (21.501-30, 569). Op 13 december 2022 besloot de commissie dit te agenderen voor het nog te plannen schriftelijk overleg over de Raad Concurrentievermogen op 6-8 februari 2023.

Op 22 november 2022 brachten de rapporteurs tussentijds verslag (26.485, 403) uit op het EU-voorstel.

Op 15 november 2022 spraken de rapporteurs met de plaatsvervangend Permanent Vertegenwoordiger van Nederland bij de Europese Unie.

Op 20 oktober 2022 spraken de rapporteurs met Eurocommissaris Reynders over het voorstel.

Op 6 september 2022 sprak de commissie BuHaOS met de rapporteur van het Europees Parlement.

Op 4 juli 2022 informeerde de minister voor BHenO de Kamer per brief over Europese wetgeving op het gebied van internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO) (26.485, 400). De commissie BuHaOS besloot op 7 juli 2022 om de brief te betrekken bij de behandeling van de begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2023.

De commissie BuHaOS stuurde op 11 mei 2022 een brief met vragen en opmerkingen over het BNC-fiche aan de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Op 27 mei 2022 zijn de vragen beantwoord en op 8 juni 2022 werd het verslag van een schriftelijk overleg vastgesteld (22.112, 3429). Het verslag van een schriftelijk overleg is betrokken bij het commissiedebat over de Raad Buitenlandse Zaken Handel op 31 mei 2022.

Tijdens de procedurevergadering van 21 april 2022 besloot de commissie Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking:

  • Voor het zomerreces van 2022 een gesprek te plannen met de rapporteur van het Europees Parlement;
  • Op 11 mei 2022 inbreng te leveren voor schriftelijk overleg en de beantwoording van dit overleg te agenderen voor het commissiedebat over de Raad Buitenlandse Zaken Handel op 31 mei 2022;
  • De rapporteurs nemen namens de commissie deel aan de interparlementaire commissievergadering over IMVO, brengen een werkbezoek aan Brussel en brengen voor het zomerreces een voortgangsrapportage uit.

Daarnaast verzocht de commissie de minister voor BHenO een brief met een stand van zaken inzake nationale IMVO-wetgeving voorafgaand aan het commissiedebat RBZ Handel op 31 mei 2022 aan de Kamer te sturen.


Standpunt Nederlandse regering

Op 7 april 2022 ontving de Kamer het BNC-fiche (22.112, IS) over het voorstel, met daarin het standpunt van het kabinet. Het kabinet is positief over het voorstel om gepaste zorgvuldigheid vast te leggen in EU-wetgeving. Volgens het kabinet draagt dit bij aan een gelijk speelveld voor ondernemingen en een grotere, gezamenlijke impact, waardoor negatieve effecten van ondernemingen op mens en milieu voorkomen en aangepakt worden.

Het kabinet heeft nog wel een aantal aandachtspunten. Het kabinet vraagt de Europese Commissie om erop te letten dat de nieuwe regelgeving aansluit op al bestaande initiatieven die met het voorstel samenhangen, zoals het voorstel voor de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD), het voorstel betreffende ontbossingsvrije producten, de conflictmineralenverordening, de herziening van de batterijenverordening en het aangekondigde Sustainable Products Initiative. Ook is er volgens het kabinet ruimte om de conformiteit met de OESO-richtlijnen en de UNGP's aan te scherpen.

Ook vraagt het kabinet de Europese Commissie om verduidelijking over het toezicht op niet-EU bedrijven, de definitie van 'grote impactsectoren', het klachtenmechanisme, civielrechtelijke aansprakelijkheid, invulling van sancties en het doel van het beoordelen van geschiktheid van sectorinitiatieven.

Verder zet het kabinet vraagtekens bij de beperking van verplichtingen tot gevestigde zakelijke relaties, terwijl daar volgens het kabinet de risico's mogelijk hoog zijn. Verder waarschuwt het kabinet voor de mogelijkheid om 'contractclausules' te gebruiken, omdat volgens het kabinet grote ondernemingen hiermee hun verplichtingen zouden kunnen proberen verleggen naar andere ondernemingen in hun ketens.

Het kabinet oordeelt positief over de bevoegdheid van de EU voor het voorstel. Wel vraag het kabinet zich af waarom de Europese Commissie heeft gekozen voor de dubbele rechtsgrondslag van artikelen 114 en 50 VWEU.

De subsidiariteit van het voorstel beoordeelt het kabinet ook positief. Volgens het kabinet hebben regels op EU-niveau een belangrijke meerwaarde, omdat de problematiek grensoverschrijdend is en met EU-regels fragmentatie op de interne markt wordt voorkomen.

Ook over de proportionaliteit van het voorstel is het kabinet positief, omdat gepaste zorgvuldigheid wettelijk wordt verankerd en de Europese Commissie de internationale raamwerken als basis voor de voorgestelde gepaste zorgvuldigheidseisen gebruikt.

Het is nog niet duidelijk hoe de lidstaten zich zullen opstellen tegenover het richtlijnvoorstel. Een aantal lidstaten is al bezig met nationale IMVO-wetgeving. Dit voorstel gaat verder dan nationale wetgeving die al van kracht is. Het Europees Parlement heeft nog geen officiële positie ingenomen, maar stemde op 10 maart 2021 wel in met een eigen initiatiefrapport dat pleit voor EU-regelgeving op het gebied van IMVO.


Samenvatting voorstel Europese Commissie

De Europese Commissie publiceerde het richtlijnvoorstelPDF-document op 23 januari 2022. Het heeft als doel ondernemingen te stimuleren bij te dragen aan de eerbiediging van mensenrechten en milieu in hun eigen activiteiten en via hun waardeketens. Het voorstel heeft betrekking op ondernemingen die actief zijn op de Europese interne markt en is gebaseerd op de internationale raamwerken op het gebied van (internationaal) maatschappelijk verantwoord ondernemen, namelijk: de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen (OESO-richtlijnen) en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGP's).

Het voorstel zet uiteen dat ondernemingen een verplichting hebben om gepaste zorgvuldigheid toe te passen, ofwel negatieve gevolgen voor mens en milieu te identificeren, mitigeren, stoppen, voorkomen en daarover verantwoording af te leggen. Dit geldt zowel voor hun eigen activiteiten als voor dochterondernemingen, gevestigde zakelijke relaties en activiteiten in de waardeketen. Voor financiële ondernemingen geldt dat zij alleen de negatieve effecten moeten identificeren bij het aangaan van nieuwe contracten.


Behandeling Raad

Tijdens de bijeenkomst van de Raad Concurrentievermogen op 1 en 2 december 2022 (21.501-30, 570) stemde de Raad in met een algemene oriëntatie. In aanloop naar de Raad heeft het voorzitterschap voorgesteld om de toepassing van de verplichtingen op klantrelaties van financiële instellingen optioneel te maken voor de lidstaten. Onder meer Nederland was hier kritisch over.

Op 24 november 2022 informeerde de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingsamenwerking de Kamer (EK, B) over de versnelling van de onderhandelingen over het voorstel. Het Tsjechische EU-voorzitterschap wil op 1 december 2022 een Raadspositie vaststellen. Ook het Europees Parlement is gestart met de behandeling van het voorstel. Het Parlement streeft ernaar in het voorjaar 2023 tot een positie te komen. Daarna kan de triloog tussen de Raad, het Europees Parlement en de Europese Commissie van start gaan om tot een definitieve richtlijn te komen.

In de databank EUR-Lex wordt de laatste stand van zaken in de Europese behandeling van het voorstel weergegeven.


Behandeling Europees Parlement

Op 1 juni 2023 nam het Europees Parlement in plenaire zitting amendementenPDF-document aan op het voorstel.

Op 8 mei 2023 bracht de commissie JURI het verslagPDF-document uit over het voorstel voor plenaire behandeling in eerste lezing.

Op 7 november 2022 bracht de commissie JURI het ontwerpverslag over het voorstelPDF-document uit.

De commissie Juridische zaken (JURI) van het Europees Parlement behandelt het voorstel. De commissies Vrouwenrechten en gendergelijkheid (FEMM), Constitutionele zaken (AFCO), Cultuur en onderwijs (CULT), Buitenlandse zaken (AFET), Milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (ENVI), Werkgelegenheid en sociale zaken (EMPL), Interne markt en consumentenbescherming (IMCO), Economische en monetaire zaken (ECON), Begrotingscontrole (CONT), Burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (LIBE), Internationale handel (INTA), Industrie, onderzoek en energie (ITRE) van het Europees Parlement zijn aangesteld als adviescommissies.

De commissies FEMM, AFCO, CULT, CONT en LIBE besloten geen advies uit te brengen.

Dit voorstel behoort tot de lijst van gemeenschappelijke wetgevingsprioriteiten van de drie EU-instellingen. Hiermee willen zij in 2023/2024 aanzienlijke vooruitgang boeken.

In de databank OEIL van het Europees Parlement wordt de laatste stand van zaken in de behandeling van het voorstel weergegeven.


Standpunten andere lidstaten (IPEX)

Op 8 juli 2022 nam de Duitse Bondsraad een standpuntPDF-document. De Bondsraad steunt het voorstel. Het standpunt is in het kader van de politieke dialoog gedeeld met de Europese Commissie.

Op 28 juni 2022 nam de Franse Senaat een een standpuntPDF-document in over het voorstel. Op 28 juli 2022 startte de senaat een politieke dialoog met de Europese Commissie over het voorstel.

Op 19 mei 2022 diende het Zweedse Parlement een met redenen omkleed adviesPDF-document in bij de Europese Commissie. Het parlement oordeelt dat het voorstel niet in lijn is met het subsidiariteitsprincipe.

Op 11 mei 2022 nam de Tsjechische Senaat een standpuntPDF-document in over het voorstel.

De deadline voor het indienen van een subsidiariteitsbezwaar was op 25 mei 2022.

In de databank IPEX wordt de behandeling van het voorstel in de diverse (kandidaat) lidstaatparlementen weergegeven.


Alle bronnen