T03724

Toezegging Wetsvoorstel informeel onderwijs niet in strijd met artikel 23 Grondwet (36.373)



De minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Schalk (SGP), toe dat het bepaalde in een eventueel wetsvoorstel over informeel onderwijs niet in strijd zal zijn met artikel 23 van de Grondwet.


Kerngegevens

Nummer T03724
Status openstaand
Datum toezegging 26 september 2023
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
Kamerleden P. Schalk (SGP)
Commissie commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen artikel 23 Grondwet
informeel onderwijs
nieuwkomersonderwijs
Nieuwkomersvoorzieningen
Kamerstukken Tijdelijke wet tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen in het onderwijs (36.373)


Uit de stukken

Handelingen I 2023/24, nr. 1, item 8, p. 9-23

De heer Schalk (SGP):

(…)

Ik zie het voorstel dat nu voorligt als een onderdeel van minimaal drie wetsvoorstellen die door haar voorganger zijn voorbereid. Van die drie is er nog net een door minister Wiersma behandeld. Dat was de Wet uitbreiding bestuurlijk instrumentarium waardoor de minister verregaande bevoegdheden krijgt. De wet die we vandaag bespreken, is de tweede in die reeks. Er ligt er nog een te wachten en die gaat over informeel onderwijs. Het lijken drie totaal verschillende onderwerpen, maar ze hebben wat mijn fractie betreft één gemeenschappelijke noemer. Alle drie de wetsvoorstellen schuren en botsen met de Grondwet. Van de derde weten we het natuurlijk nog niet, maar bij de eerste twee wetten waarschuwt onze belangrijkste adviseur, namelijk de Raad van State, nadrukkelijk: doe dit niet.

Hoe dan ook, nu is deze Kamer aan zet. Ik zie de Eerste Kamer nadrukkelijk als hoeder van de Grondwet. We hebben in Nederland geen constitutioneel hof, maar deze Kamer pretendeert de Grondwet te bewaken. Wat is echter de praktijk? Ondanks grondwettelijke bezwaren heeft de Eerste Kamer toch ingestemd met de Wet uitbreiding bestuurlijk instrumentarium.

En nu ligt deze wet voor. Wat lees ik in het advies van de Raad van State? Doe het niet. Allereerst omdat een dergelijke centralistische aansturingsfilosofie niet past bij de normale bestuurlijke verhoudingen in het veld en in de gemeente. Ook wijst de Raad van State op de grondwettelijke bevoegdheidsverdeling tussen overheden. Maar vandaag debatteren we toch over deze wet. Aansluitend gaan we er ook over stemmen. En als we niet oppassen, laten we opnieuw het grondwettelijk bezwaar ondersneeuwen.

Mijn fractie heeft geen schriftelijke inbreng geleverd voor dit wetsvoorstel, omdat ik van plan was om bij de plenaire behandeling in te gaan op een aspect dat niet alleen de minister raakt maar ook het functioneren van deze Kamer. In dit korte debat zal ik dan ook niet komen met allerlei detailvragen over het wetsvoorstel. Natuurlijk is er van alles te zeggen over de bekostiging, de overlegvormen, de positie van openbaar en bijzonder onderwijs, de bevoegdheden van onderwijzend personeel en het structurele karakter van deze wet waardoor tijdelijke voorzieningen gecreëerd kunnen worden. Ik zou natuurlijk de vraag kunnen stellen waarom niet is gekozen voor een tijdelijke wet, die vervolgens geëvalueerd wordt. Maar goed, het punt dat ik nu wil maken, is vooral het staatsrechtelijke, of zo u wilt het staatkundige punt, en wel hoe dit wetsvoorstel zich verhoudt tot de Grondwet.

Ik weet dat er heel wat partijen zijn die pleitbezorger zijn van een constitutioneel hof. Aan hen zou ik willen vragen: hoe denkt u dat een constitutioneel hof zou oordelen over wetten die in strijd zijn, of in ieder geval schuren en botsen, met de Grondwet? Diezelfde vraag stel ik uiteraard ook aan de minister. Het moet als Kamer toch onze eer te na zijn dat pleidooien voor rechterlijke constitutionele toetsing gevoed kunnen worden door de constatering dat wij onze taak te weinig serieus nemen?

(…)

De heer Schalk (SGP):

(…)

Voorzitter. Aan het begin van mijn betoog heb ik gezegd dat er drie wetsvoorstellen zijn ingericht door de voorganger van deze minister. Bij alle drie die wetsvoorstellen schuurt of botst het met de Grondwet. En bij alle drie de wetsvoorstellen wordt de redenering gebruikt dat het nu niet nodig is, maar dat de minister wel het middel in de gereedschapskist wil hebben, of woorden van die strekking. Bij alle drie de wetsvoorstellen blijkt duidelijk dat de regering grip wil krijgen boven de eigenlijke ruimte van de minister. Mijn vraag is: waar komt die beheersingsdrang vandaan?

Voorzitter. Deze voor mijn doen stevige woorden zijn niet gericht op deze minister als persoon, maar ik doe wel een oproep. Deze minister kan niets meer doen aan die eerste wet, met daarin de verregaande impact van het bestuurlijk instrumentarium. Deze tweede wet ligt nu al voor in deze Kamer. We zullen er vermoedelijk vandaag over stemmen. Maar de derde wet is nog in een eerdere fase. Is de minister bereid om nog eens goed naar die wet te kijken, met name vanuit dat grondwettelijke aspect?

(…)

Minister Paul:

(…)

Dan heb ik nog een vraag van de heer Schalk over de wet inzake informeel onderwijs. Over de hoofdlijnen van het wetsvoorstel heeft mijn ambtsvoorganger de Tweede Kamer via een brief geïnformeerd. Over de huidige status van het wetsvoorstel het volgende. Het wetsvoorstel is nog niet eens in internetconsultatie gegaan en dus ook nog niet aangeboden aan de Tweede Kamer. U mag van mij aannemen dat een eventueel wetsvoorstel niet strijdig zal zijn met de Grondwet.

(…)

De heer Schalk (SGP):

(…)

Voorzitter. Mijn tweede punt. We hebben het zojuist over het toezeggingenregister gehad en ik heb ook een prachtige toezegging van de minister gehad, namelijk over de Wet informeel onderwijs: een eventueel wetsvoorstel zal niet in strijd zijn met de Grondwet, waarvan akte.


Brondocumenten


Historie

  • 26 september 2023
    toezegging gedaan